Krijgt een partij gelijk in een belastingprocedure? Dan heeft diegene recht op een proceskostenvergoeding. Vanaf 2024 verlaagt het kabinet de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken. Het kabinet wil zo voorkomen dat commerciële bedrijven voor burgers procederen op basis van no cure, no pay. Duurt een belastingprocedure te lang? Dan heeft de partij recht op een vergoeding voor de geleden immateriële schade. Het kabinet stelt de immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn vast op een forfaitaire vergoeding van € 50,- vanaf midden 2024. Deze voorstellen werkt het kabinet uit in het Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.
Bezwaar- en beroepsprocedures moeten binnen een redelijke termijn worden afgehandeld. Dat dient namelijk de rechtszekerheid. Doet de rechtbank niet binnen 2 jaar uitspraak? Dan overschrijdt de rechtbank de redelijke termijn volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. De partij heeft dan recht op immateriële schadevergoeding. De bezwaarfase zit ook al in die 2 jaar. Houd de termijn dus goed in de gaten.
Toegang tot het recht betekent dat burgers en bedrijven toegang hebben tot informatie, advies en ondersteuning bij:
- het oplossen van een geschil;
- rechtsbijstand; en
- de mogelijkheid van een beslissing van alternatieve geschilleninstantie.
Betere toegang tot het recht is een voorwaarde voor een goed functionerende rechtsstaat, ook digitaal. In 2023 presenteerde het kabinet de aanpak “Versterking toegang tot het recht”. Het kabinet gaat hiermee verder in 2024.
De Eerste kamer heeft het wetsvoorstel Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki) goedgekeurd op 10 mei 2023. De Wki moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van de buitengerechtelijke incassodienstverlening omhooggaat. Er staan kwaliteitseisen in voor incassobureaus en buitengerechtelijk incassowerk van gerechtsdeurwaarders, advocaten en bedrijven die vorderingen opkopen. Bureaus en bedrijven die daaraan voldoen, worden openbaar geregistreerd. Zonder registratie mogen zulke bureaus en bedrijven geen incassowerk doen. Ook komt er een regeling tegen ongewenste stapeling van incassokosten bij termijnvorderingen.
De kwaliteitseisen zijn verder uitgewerkt in het Besluit kwaliteit incassodienstverlening. Dit besluit is aan de Raad van State gestuurd op 2 mei 2023. De Raad van State heeft advies uitgebracht op 26 juli 2023. De bedoeling was dat de Wki en het besluit zouden gelden vanaf 1 januari 2023. Dat is niet gelukt. Het kabinet probeert nu de wet en het besluit in te laten gaan op 1 januari 2024.
In de financiële sector zijn bedrijven actief die zich commercieel bezighouden met het innen van vorderingen van derden. Bijvoorbeeld factoringmaatschappijen, betaaldienstverleners, krediet- of verzekeringsbemiddelaars en crowdfundingplatformen. Zulke bedrijven moeten straks ook voldoen aan de kwaliteitseisen in de Wki. Dat betekent dat voor zulke bedrijven niet alleen de regulering onder het financieel toezichtrecht geldt, maar ook het toezichtregime van de Wki. Zij moeten zich dan houden aan verschillende typen vakbekwaamheidseisen.
In 2023 is het kabinet gestart met de implementatie- en borgingsfase van het programma voor de vernieuwing van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Het kabinet gaat hiermee verder in 2024. Hiervoor is geen wetswijziging nodig. In 2024 werkt het kabinet ook verder aan de uitwerking van de drie onderdelen van de stelselvernieuwing in het wetsvoorstel in 2025. Dit zijn de volgende:
- Iedereen moet makkelijk een oplossing voor zijn probleem kunnen vinden.
- Er moet goede rechtshulp komen door experts.
- Onnodige geschillen tussen burgers en de overheid moeten worden voorkomen.
In 2024 verlaagt het kabinet de griffierechten voor burgers en het midden- en kleinbedrijf voor de meeste categorieën met 25%. Het kabinet doet dit om de toegang tot het recht te vergroten.
De Rechtspraak werkt aan begrijpelijke en digitale rechtspraak. Het wil ervoor zorgen dat mensen gemakkelijk bij de informatie kunnen en dat de communicatie begrijpelijk is. Dit betekent dat de Rechtspraak meer rechterlijke uitspraken openbaar wil maken en ook het openbare register met rechterlijke uitspraken wil verbeteren. De Rechtspraak wil dat iedereen gemakkelijk digitaal toegang heeft tot de Rechtspraak voor alle soorten zaken. Daar werkt het de komende jaren aan. In 2024 gaat de Rechtspraak de digitale toegankelijkheid uitbreiden naar meer soorten zaken in het burgerlijk recht en het bestuursrecht. Verder verplicht wet- en regelgeving uit de Europese Unie dat de gerechten van een lidstaat digitaal kunnen communiceren met burgers en bedrijven uit andere Europese lidstaten. Ook daaraan werkt de Rechtspraak in 2024.
Het nieuwe box 3-stelsel zal vanaf het belastingjaar 2027 gelden in plaats van 2026. De Belastingdienst gaat dan uit van het werkelijke rendement op spaargeld, schulden en beleggingen.
Het kabinet verplicht werkgevers om werknemers per uur minimaal het wettelijk minimumuurloon te betalen vanaf 1 januari 2024. Op dit moment geldt een vast minimummaandloon. Omdat het aantal uur voor een voltijds dienstverband per sector kan verschillen, geldt in de ene sector een lager uurloon dan in de andere sector. Er wordt een einde gemaakt aan dit verschil door de invoering van een vast minimumuurloon.
De werkgever mag ook na 1 januari 2024 een vaste beloning per maand afspreken.
Op 1 januari en 1 juli van elk jaar wordt het geldende minimumuurloon geïndexeerd.
Voor werknemers onder 21 jaar gelden vanaf 1 januari 2024 vaste minimumjeugdlonen per uur. Deze minimumjeugduurlonen zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon.
Het kabinet wil de onbelaste reiskostenvergoeding verhogen vanaf 1 januari 2024. Nu kunnen werkgevers maximaal € 0,21 per kilometer onbelast vergoeden aan werknemers. In 2024 stijgt dit naar € 0,23 per kilometer. Werkgevers kunnen de onbelaste vergoeding betalen voor zakelijke kilometers en voor woon-werkkilometers die de werknemer maakt. Het maakt voor de onbelaste reiskostenvergoeding niet uit hoe de werknemer reist.
Ben je werkgever? Houd er dan rekening mee dat je de mogelijkheid hebt om een hoger bedrag per kilometer belastingvrij te vergoeden aan je werknemers vanaf 1 januari 2024. Je bent door de verhoging van de onbelaste kilometervergoeding niet verplicht om de werknemer een hogere reiskostenvergoeding te betalen. Heb je met de werknemer afgesproken dat hij de maximale onbelaste vergoeding per kilometer krijgt? Dan ben je wel verplicht de reiskostenvergoeding te verhogen.
Ben je werknemer? Controleer dan welke afspraken er gemaakt zijn over de reiskostenvergoeding.
Er is geen wettelijke verplichting voor werkgevers om de reiskosten te vergoeden. Geldt er een cao? Controleer dan of de werknemer volgens de cao recht heeft op een reiskostenvergoeding.
Het kabinet wil de vrijstelling voor ov-abonnementen en voordeelurenkaarten verruimen. De vrijstelling maakt het mogelijk voor werkgevers om aan werknemers een ov-kaart aan te bieden die zij zakelijk en privé mogen gebruiken. Op dit moment is er alleen geen belasting verschuldigd voor zakelijke reizen en maakt het voor de te heffen belasting uit hoe de werkgever de kaart aan de werknemer verstrekt. Werknemers en werkgevers vinden de regels ingewikkeld. Ook kost de administratie meer tijd doordat werknemers meer thuiswerken. Het kabinet stelt daarom voor dat een ov-kaart altijd onbelast kan worden vergoed of verstrekt. De enige voorwaarde is dan dat de werknemer de ov-kaart ook voor zakelijke reizen gebruikt. De vrijstelling zorgt zo voor minder administratie voor de werkgever. Ook worden werknemers aangemoedigd om meer met het ov te reizen.
Ben je werkgever? Om gebruik te maken van deze vrijstelling moet je wel aantonen dat de ov-kaart ook voor zakelijke reizen wordt gebruikt.
Er is geen wettelijke verplichting voor werkgevers om een ov-kaart te verstrekken of te vergoeden. Geldt er een cao? Controleer dan of de werknemer volgens de cao recht heeft op een ov-kaart.
De vrije ruimte is het bedrag dat een werkgever onbelast mag besteden aan de werknemers. Denk hierbij aan thuiswerkvergoedingen, kerstpakketten en bedrijfsfeesten. Op dit moment geldt voor de vrije ruimte over de eerste € 400.000,- van de fiscale loonsom van een organisatie een tijdelijke verruiming van 3%. Het kabinet wil dat dit percentage vanaf 1 januari 2024 daalt naar 1,92%. Over het restant van de loonsom blijft de vrije ruimte waarschijnlijk 1,18%. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt een werkgever 80% eindheffing.
Bij eerdere aanpassing van de regels over de vrije ruimte was het maximumbedrag aan vrije ruimte in de eerste schijf per ongeluk niet aangepast. Door deze wijziging wordt het maximumbedrag met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog aangepast. Dit heeft geen gevolgen voor de inhoudingsplichtigen. Er is voorgesteld om de wettelijke bepaling per 1 januari 2024 zo aan te passen dat wanneer het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte verandert, het maximumbedrag hetzelfde kan blijven.
Onder voorwaarden gaan bepaalde vergoedingen niet ten koste van de vrije ruimte. Dit zijn zogenaamde gerichte vrijstellingen.
Er zijn ook voorzieningen op de werkplek die voor de Belastingdienst een waarde van nihil hebben. Denk hierbij aan koffie en thee of werkkleding. Deze voorzieningen tellen ook niet mee voor de vrije ruimte.
Kleine werkgevers hebben sinds 1 januari 2021 onder voorwaarden recht op compensatie van de transitievergoeding als zij stoppen met hun bedrijf. Het gaat hier om kleine werkgevers die hun onderneming stoppen door overlijden of het bereiken van de AOW-leeftijd. Het was de bedoeling dat de compensatieregeling ook zou gaan gelden voor kleine werkgevers die door ziekte hun bedrijf stoppen. Dit onderdeel van de compensatieregeling kon nog niet in werking treden sinds 1 januari 2021. Het kabinet heeft nu besloten dat dit onderdeel helemaal niet in werking zal treden. De reden hiervoor is dat het niet mogelijk was om tot een werkbaar sociaal-medisch kader te komen voor de beoordeling van de ziekte van de werkgever. Wordt de werkgever ziek, waardoor hij zijn bedrijf beëindigt? Dan heeft hij geen recht op compensatie van de transitievergoeding.
Sta je een kleine werkgever bij die stopt met zijn bedrijf? Controleer dan of hij recht heeft op compensatie voor de te betalen transitievergoedingen. Voldoet jouw cliënt aan de voorwaarden? Verwijs hem dan door naar het UWV voor het aanvragen van de compensatie.
Op 1 april 2020 is de eerste compensatieregeling voor transitievergoeding die het UWV uitvoert ingegaan. Dit is de compensatieregeling bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid. Deze compensatieregeling geldt niet alleen voor kleine werkgevers.
Houd er rekening mee dat er bij een beëindiging met wederzijds goedvinden geen wettelijke verplichting bestaat om de transitievergoeding te betalen. In de praktijk stemt een werknemer meestal niet in met een vaststellingsovereenkomst als hij niet minimaal een ontslagvergoeding ter grootte van de wettelijke transitievergoeding ontvangt.
De STAP-subsidie wordt afgeschaft vanaf 1 januari 2024. Het kabinet koos voor deze bezuiniging omdat het de kwetsbaren in de samenleving minder raakt dan andere bezuinigingen zouden doen. Het resterende STAP-budget van 2023 wordt gebruikt voor het verhogen van de SLIM-regeling vanaf 2024 tot en met 2027. De SLIM-regeling is de Stimuleringsregeling Leren en Ontwikkelen in mkb-ondernemingen. Er komt een tijdelijke voorziening voor individuele scholing in de SLIM-regeling. Deze tijdelijke voorziening wordt aan de SLIM-subsidie toegevoegd.
Wil je weten of je gebruik kunt maken van de SLIM-regeling? Kijk dan op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor meer informatie.
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) is ingegaan sinds 1 juli 2023.
Sociale partners en pensioenuitvoerders kiezen zelf wanneer zij de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel binnen de gestelde wettelijke termijnen. Het kabinet benadrukt dat de overstap een grote operatie is die de bestaanszekerheid en het inkomen van miljoenen Nederlanders raakt. Daarom is een implementatietraject gestart. Het doel van het implementatietraject is dat de stelselherziening de komende jaren goed wordt geïmplementeerd samen met betrokken organisaties.
Er komt een nieuwe klachteninstantie die ook blijft bestaan na 1 januari 2028. De nieuwe klachteninstantie kan een te grote werklast voorkomen voor de Rechtspraak. Deze nieuwe klachteninstantie start vanaf 1 januari 2024.
De klachteninstantie is vooral nieuw voor pensioenfondsen, niet voor pensioenverzekeraars of PPI’s. Eerst moet een klacht worden ingediend bij de pensioenuitvoerder zelf voor een zaak aan de nieuwe klachteninstantie kan worden voorgelegd. Een klant kan ook altijd naar de rechter.
Het pensioenregister houdt via mijnpensioenoverzicht.nl online informatie bij van alle pensioenregelingen en de AOW van Nederlanders. Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) regelt dat een deelnemer via mijnpensioenoverzicht.nl online kan verzoeken om al deze gegevens te delen met hun pensioenuitvoerder die helpt bij het maken van keuzes. Het kabinet wil dat deze AMvB ingaat vanaf 1 juli 2024.
Deelnemers krijgen hierdoor de mogelijkheid om op een eenvoudige en veilige manier gegevens te delen over hun AOW en pensioen met een door hen aan te wijzen pensioenuitvoerder. Pensioenuitvoerders kunnen hierdoor een vollediger beeld krijgen van de klant en daardoor beter hulp bieden bij het maken van keuzes over pensioen.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) draagt zorg voor de gegevens over de AOW, de pensioenuitvoerders over de pensioenen die ze zelf uitvoert. De toestemming om gegevens te delen is beperkt geldig. Voorgesteld wordt een periode van 6 maanden.
Een aangewezen pensioenuitvoerder mag de gegevens ook weigeren. Dat kan het geval zijn als een pensioenuitvoerder de keuzebegeleiding wenst te beperken tot de kennis die men heeft over de eigen pensioenregeling.
Het pensioenregister deelt op verzoek van een deelnemer aan een pensioenuitvoerder de volgende gegevens:
- De opgebouwde AOW en de te bereiken AOW.
- De hoogte en de verwachte hoogte van opgebouwde pensioenen met de drie scenario’s pessimistisch, verwacht en optimistisch.
- De hoogte van ingegane pensioenen.
- Gegevens over de pensioenuitvoerders waarbij pensioen wordt of werd opgebouwd.
Het kabinet wil dat ook zelfstandigen een goed en fatsoenlijk pensioen op kunnen bouwen. Dit is al mogelijk door de wijzigingen in de derde pijler die met terugwerkende kracht zijn ingegaan tot 1 januari 2023.
De Stichting van de Arbeid gaat het kabinet advies geven over de vraag hoe zelfstandigen makkelijker pensioen kunnen opbouwen in de tweede pijler. Verder laat het kabinet onderzoeken of vrijwillige voorzetting de standaard kan worden als een werknemer verder gaat als zelfstandige.
We hebben een speciale website gemaakt, waarin is samengevat wat het nieuwe pensioenstelsel inhoudt. Hierdoor blijf je als professional op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. De website wordt periodiek bijgewerkt. Deze website kan je als bladwijzer opslaan en delen met collega’s.
Wil je meer informatie over het nieuwe pensioenstelsel? De eerste website is bedoeld voor professionals: werkenaanonspensioen.nl. De tweede website is bedoeld voor consumenten: pensioenduidelijkheid.nl.
De huidige wetgeving gaat dividendstripping niet voldoende tegen. Dividendstripping is bijvoorbeeld het uitlenen van aandelen aan een derde partij, daar dan het dividend uit te laten keren en de aandelen vervolgens weer terugnemen. Door middel van dividendstripping proberen aandeelhouders Nederlandse dividendbelasting op dividenden te verminderen die feitelijk binnen de grondslag van de dividendbelasting zouden moeten vallen.
Het kabinet stelt onder meer de volgende maatregelen voor om dividendstripping beter tegen te kunnen gaan:
- het aanpassen van de bewijslastverdeling om zo de bewijspositie van de belastinginspecteur te verbeteren;
- het instellen van een doelmatigheidsmarge in bepaalde situaties om beleggers met een kleine beleggingsportefeuille niet zwaarder te belasten dan nodig;
- het verder invullen van het begrip ‘samenstel van transacties’; en
- het in de wet vastleggen van de registratiedatum om zo te bepalen wie er recht heeft op de opbrengst van publiekelijk verhandelde aandelen en wie recht heeft op verrekening, vrijstelling, teruggave of vermindering van dividendbelasting.
Het kabinet bouwt de zelfstandigenaftrek al jaren sneller af. Het kabinet wil met deze maatregel de verschillen in belastingheffing tussen werknemers en zelfstandigen kleiner maken. De zelfstandigenaftrek is € 5.030,- in 2023 en zal naar € 3.750 dalen in 2024. In 2027 moet de zelfstandigenaftrek zijn teruggebracht tot € 900,-. Tijdens de kabinetsperiode krijgen zelfstandigen een compensatie doordat de arbeidskorting wordt verhoogd.
De startersaftrek verandert niet en blijft € 2.123,-. Het kabinet past de startersaftrek niet aan, omdat deze een ander doel heeft dan de zelfstandigenaftrek. De startersaftrek heeft namelijk het doel ondernemerschap aan te moedigen en te zorgen dat mogelijke starters sneller bereid zijn om een startersrisico te nemen. Wel evalueert het kabinet de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek in 2023. Dit kan een aanleiding zijn om de startersaftrek in de toekomst wel te wijzigen.
Voor de zelfstandigenaftrek kom je in aanmerking als je een ondernemer bent en minimaal 1.225 uur per jaar aan jouw bedrijf besteedt. Dit kan dus ook naast je werk in loondienst zijn. Zorg er wel voor dat je meer uren aan jouw bedrijf besteedt dan aan je werkzaamheden in loondienst.
Het bedrag van de zelfstandigenaftrek is nooit meer dan de winst voor de aftrek voor zelfstandigen of starters. Gebruik je in een jaar niet het hele bedrag van de aftrek? Dan mag je het restbedrag in de volgende 9 jaar verrekenen.
Het kabinet wil de afschrijving van gebouwen in de inkomstenbelasting (IB) gaan beperken. Nu is het alleen mogelijk om af te schrijven op een gebouw als de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde. Het kabinet stelt voor om maximaal de WOZ-waarde als bodemwaarde te nemen. Dit geldt dan voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt. Het maakt niet uit of het voor eigen gebruik of belegging is. Hierdoor wordt het verschil tussen de boekwaarde en toekomstige verkoopwaarde kleiner. Dit heeft als gevolg dat er een lagere belastbare winst bij de verkoop van het gebouw is en dat er minder kan worden afgeschreven. De maatregel beperkt ook dat belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld door gebruikmaking van de herinvesteringsreserve. Ook voorkomt het constructies waarmee wordt geprobeerd meer afschrijvingen te verkrijgen. De mogelijkheid voor langdurig uitstel van belastingheffing door gebruikmaking van de herinvesteringsreserve wordt hierdoor beperkt.
Sta je een ondernemer bij die heeft belegd in vastgoed? Wijs hem dan op deze gevolgen in de IB.
Op dit moment bestaat de open commanditaire vennootschap (open cv) nog. Deze cv’s zie je vaak in vastgoed of de scheepvaart. In Nederland is een open cv fiscaal niet-transparant en belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, terwijl een besloten cv transparant is en daarmee niet vennootschapsbelastingplichtig. Internationale rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met de cv worden ook op deze manier ingedeeld. Het hangt af van de vereisten voor toetreding en vervanging van de vennoten van de cv of de cv open of besloten is. Het kabinet wil de open cv afschaffen. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt op basis van dit wetsvoorstel aangepast om de kwalificatie van een cv als open cv te laten vervallen. Daarnaast geldt dat de open cv op basis van dit voorstel niet langer wordt aangemerkt als zelfstandig belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting en niet langer wordt aangemerkt als inhoudingsplichtige voor de dividend- en bronbelasting. Voor de inkomsten- en de vennootschapsbelasting heeft het voorgestelde transparant worden van de cv ook fiscale gevolgen. Er komt hiervoor overgangsrecht.
Sta je een ondernemer bij die gebruikmaakt van een open cv? Wijs hem dan op de komende afschaffing. Wees er wel van bewust dat het wetsvoorstel nog moet worden aangenomen.
De evaluaties van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) zijn dit jaar afgerond. Hieruit blijkt dat er sprake was van budgettaire overschrijdingen. Naar aanleiding hiervan stelt het kabinet voor om het aftrekpercentage van de EIA structureel te verlagen van 45,5% naar 40% vanaf 1 januari 2024. Hiermee worden de overschrijdingen van de afgelopen jaren gecompenseerd. Ook wil het kabinet het maximale investeringsbedrag verlagen.
Het kabinet heeft verder besloten om het budget van de EIA structureel op te hogen vanaf 2025. De EIA kan hierdoor grote en kleine bedrijven blijven ondersteunen en het maximale investeringsbedrag kan hetzelfde blijven. Het verwachte gevolg is dat de EIA binnen het budget belastingvoordeel kan bieden aan belastingplichtigen die energiezuinige en duurzame bedrijfsmiddelen inkopen.
De EIA, MIA en Vamil zouden vervallen vanaf 1 januari 2024. Het kabinet wil de looptijd van deze regeling nu met 5 jaar verlengen tot en met 31 december 2028. De reden hiervoor is dat de onderzoekers hebben aangegeven nu nog geen duidelijkheid te hebben om een keuze te kunnen maken tussen een fiscale faciliteit of een directe subsidie. Daarnaast zijn de regelingen doeltreffend en doelmatig gebleken.
Sta je een cliënt bij die gebruik kan maken van bovenstaande regelingen? Wijs hem dan op de voorgenomen verlenging van de regelingen door het kabinet.
Maakt jouw cliënt nog geen gebruik van de regelingen, maar koopt hij bijvoorbeeld wel energiezuinige en duurzame bedrijfsmiddelen in? Wijs hem dan op het bestaan van de regelingen. Dit kan namelijk belastingvoordelen voor jouw cliënt opleveren.
Het kabinet wil de MKB-vrijstelling verlagen van 14% naar 12,7%. Deze vrijstelling verlaagt de belastbare winst. Lijdt een onderneming verlies? Dan wordt het fiscale verlies door de MKB-winstvrijstelling beperkt. Verder verkleint de verlaging van de MKB-vrijstelling het verschil in de fiscale behandeling van werknemers en ondernemers in de inkomstenbelasting (IB).
Wijs jouw cliënt op de verlaging van de vrijstelling en de gevolgen voor de belastbare winst. Hij kan hier dan rekening mee houden en ervoor kiezen om meer kosten te maken om op dezelfde belastbare winst uit te komen.
Het kabinet wil de minimumkapitaalregel in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor banken en verzekeraars aanpassen, zodat eigen en vreemd vermogen meer gelijk wordt behandeld. De huidige regel blijkt niet evenwichtig te werken op het interne liquiditeitsbeheer van banken en verzekeraars. Daarom stelt het kabinet voor de regel aan te passen, zodat rentelasten op schulden aan groepslichamen voortaan onder voorwaarden aftrekbaar zijn. Verder stelt het kabinet voor om de budgettaire derving te dekken door het percentage van de minimumkapitaalregel te verhogen van 9% naar 10,6% vanaf 1 januari 2024. Het kabinet denkt dat deze maatregel doeltreffend en doelmatig zal zijn. De maatregel wordt in 2026 geëvalueerd.
Deze maatregelen zijn specifiek gericht op banken en verzekeraars. Geef je als advocaat adviezen aan deze cliënten? Of ben je als bedrijfsjurist werkzaam bij een bank of een verzekeraar? Houd dan rekening met deze nieuwe voorgestelde regels.
Het kabinet wil dat er twee schijven komen in box 2 vanaf 2024. Deze plannen heeft het kabinet al langere tijd en blijven vooralsnog hetzelfde.
De tarieven over het box 2-inkomen gaan er dan vanaf 2024 zo uitzien:
2024 | |
Eerste schijf (tot en met € 67.000,-) | 24,5 % |
Tweede schijf (meer dan € 67.000,-) | 31 % |
De invoering van het tweeschijvenstelsel moet ervoor zorgen dat aanmerkelijkbelanghouders jaarlijks winst gaan uitkeren. Hierdoor vermijdt het kabinet belastinguitstel. Verder wordt de belastingdruk meer gelijk aan het toptarief in box 1. Dit komt omdat dit tweeschijvenstelsel een belastingverhoging is voor aanmerkelijkbelanghouders die een hoger inkomen hebben dan de eerste schijfgrens. De komst van de twee schijven in box 2 moet gaan zorgen voor een meer gelijke fiscale behandeling van belastingplichtigen met inkomsten uit werk ten opzichte van aanmerkelijkbelanghouders. Het tweeschijventarief betekent voor aanmerkelijkbelanghouders namelijk een lastenverhoging. Hierdoor behaalt het kabinet meer belastingopbrengsten.
Bij een fiscaal partnerschap is het mogelijk het inkomen uit aanmerkelijk belang zo te verdelen dat het lage tarief geldt voor het inkomen van beide partners uit aanmerkelijk belang.
Het kabinet laat weten de tariefschijven jaarlijks aan te passen aan de inflatie.
Het kabinet is niet van plan de maatregel te evalueren. Dit komt omdat de maatregel duidelijke doelen dient en de fiscale behandeling van werkenden al in andere onderzoeken voorkomt.
Weet dat fiscale partners de belastbare winst uit een bedrijf van één van hen niet tussen hen kunnen verdelen. Voor de IB kan er wel een verdeling tussen de fiscale partners plaatsvinden.
Adviseer je iemand om een deel van het inkomen uit aanmerkelijk belang aan een fiscaal partner toe te rekenen? Houd er dan in je advisering rekening mee dat hiervoor twee voorwaarden gelden:
- Ten minste één partner moet aan het vermogen uit aanmerkelijk belang kunnen voldoen.
- De partners moeten in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven op hetzelfde adres.
Is niet aan beide voorwaarden voldaan? Dan is er geen aanmerkelijk belang dat de fiscale partners kunnen verdelen. Dit is in 2018 in lagere rechtspraak bevestigd.
Het kabinet heeft een eerste Voortgangsrapportage over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden naar de Tweede Kamer gestuurd. Ook heeft het kabinet het eerste deelrapport van de Commissie Sociaal Minimum (CSM) ontvangen. Bij de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden houdt het kabinet extra aandacht voor kinderen.
Het kabinet verhoogt in 2024 opnieuw de huurtoeslag en het kindgebonden budget (kgb). Gezinnen met meer of oudere kinderen ontvangen grotere bedragen. Het CSM heeft in haar onderzoek gezien dat deze gezinnen de grootste tekorten hebben.
Ook blijft het kabinet bijdragen aan het versterken van het meedoen en de ontwikkeling van kinderen. In 2024 stelt het kabinet € 52,5 miljoen beschikbaar voor het blijven aanbieden van schoolmaaltijden.
Om de bestaanszekerheid verder te verbeteren wil het kabinet blijven werken aan het verbeteren van het eigen initiatief van de overheid als het gaat om het gebruik van bestaande inkomensondersteunende regelingen. Het kabinet onderzoekt of het haalbaar is om één digitaal loket te maken. In dit loket kan iedereen dan zien van welke regelingen hij gebruik kan maken.
Het kabinet opent opnieuw het Tijdelijk Noodfonds Energie voor huishoudens met lagere inkomens en een hoge energierekening. Het kabinet reserveert hiervoor maximaal € 60 miljoen en stelt hiervan in eerste instantie € 40 miljoen beschikbaar.
Het kabinet blijft inzetten op het voorkomen van geldzorgen en schulden en stelt daarom ook in 2024 geld beschikbaar voor financiële educatie. In 2023 alleen voor mbo-scholen en in 2024 ook voor het primair en voortgezet onderwijs.
Een belangrijk doel van het kabinet is om te voorkomen dat mensen schulden krijgen. Geldproblemen veroorzaken stress, eenzaamheid en maken het moeilijk om mee te doen in de samenleving. Het kabinet wil voorkomen dat kleine schulden grote problemen worden. Het blijft daarom inzetten op vroegtijdig problemen opsporen en hulp bieden bij beginnende achterstanden.
Het kabinet heeft de zorgtoeslag op maximaal € 1.523,- per jaar vastgesteld. Dit is € 126,- per maand.
Het kabinet verwacht dat minder huishoudens in 2024 recht hebben op zorgtoeslag. Dit komt omdat de eenmalige verhoging van de zorgtoeslag als tegemoetkoming van de hoge energiekosten is vervallen.
In 2024 wijzigen de maximum uurtarieven voor de kinderopvangtoeslag.
- Dagopvang 0 – 4 jaar: van € 8,97 naar € 9,65
- Buitenschoolse opvang 4 – 12 jaar: van € 7,72 naar € 8,30
- Gastouderopvang 0 – 12 jaar: van € 6,73 naar € 7,24
Het kabinet past de wetgeving rondom het zwangerschapsverlof aan. Hierdoor krijgen alle ouders die volgens de Wet kinderopvang (Wko) recht hebben op kinderopvangtoeslag vanaf 2025 kinderopvangtoeslag tijdens de periode van de bevalling.
Het kabinet wil vanaf januari 2025 het probleem in het toeslagensysteem oplossen. Nu kan het gebeuren dat als je in een situatie bent waarbij je voor iemand zorgt of met een eerstegraads familielid samenwoont omdat het noodzakelijk is, je gekort wordt op verschillende toeslagen, zoals de kinderopvangtoeslag. Het kabinet wil dit soort schrijnende gevallen in de toekomst voorkomen. Dit probleem wordt opgelost door de definitie van een toeslagpartner te veranderen in de wet.
Het kabinet verhoogt het maximale bedrag aan kindgebonden budget voor het eerste kind met € 750,- per jaar. Dit is ongeveer € 62,- per maand. Voor het tweede en volgende kind verhoogt het kabinet het maximale bedrag met € 883,- per jaar. Dit is ongeveer € 73,- per maand.
Voor kinderen van 12 en tot en met 15 jaar verhoogt het kabinet het extra kindgebonden budget met € 400,- per jaar. Ook voor kinderen van 16 en 17 jaar verhoogt het kabinet het extra kindgebonden budget met € 400,- per jaar.
De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd, het vermogen en de leefvorm.
De inkomensgrens voor het ontvangen van het kindgebonden budget is € 26.819,- voor een alleenstaande en € 35.849,- voor iemand met een toeslagpartner. Als je boven deze bedragen komt zal het kindgebonden budget geleidelijk minder worden.
Het recht op kindgebonden budget vervalt als het vermogen op 1 januari 2024 hoger is dan € 140.212,- als je alleenstaand bent, of € 177.300,- als je een toeslagpartner hebt.
Ben je ook benieuwd naar de ontwikkelingen binnen de financiële dienstverlening en de financiële zorgsector? Neem dan vooral een kijkje bij onderstaande thema’s.
Task
Test 01