Het kabinet wil dat er vanaf 1 januari 2025 weer een extra schijf in box 1 komt. Hiermee worden de belastingtarieven in box 1 weer wat progressiever. Het kabinet wil deze extra schijf om de correctie van de zorgpremie en huurtoeslag op te vangen. Door deze wijzigingen gaan de werkende middeninkomens erop vooruit. Om deze wijzigingen te financieren, verlaagt het kabinet de algemene heffingskorting.
Heeft iemand de AOW-leeftijd nog niet bereikt? Dan gelden vanaf 1 januari 2025 in box 1 de volgende tarieven:
Bij een inkomen van | ||
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het tarief |
€ 0,- | € 38.441,- | 35,82% |
€ 38.441,- | € 76.817,- | 37,48% |
€ 76.817,- | – | 49,50% |
Heeft iemand de AOW-leeftijd wel bereikt? En is diegene geboren vanaf 1946? Dan gelden vanaf 1 januari 2025 in box 1 de volgende tarieven:
Bij een inkomen van | ||
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het tarief |
€ 0,- | € 38.441,- | 17,92% |
€ 38.441,- | € 76.817,- | 37,48% |
€ 76.817,- | – | 49,50% |
Het tarief in schijf 1 bestaat uit belastingen en premies volksverzekeringen. Mensen die recht hebben op AOW, betalen geen premie voor de AOW. In het laagste tarief is deze premie voor de AOW niet meegenomen.
Heeft iemand de AOW-leeftijd wel bereikt? En is diegene geboren voor 1946? Dan gelden vanaf 1 januari 2025 in box 1 de volgende tarieven:
Bij een inkomen van | ||
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het tarief |
€ 0,- | € 40.502,- | 17,92% |
€ 40.502,- | € 76.817,- | 37,48% |
€ 76.817,- | – | 49,50% |
De inkomensgrens voor AOW’ers die geboren zijn voor 1946 is € 2.061,- hoger dan voor AOW’ers die geboren zijn vanaf 1946.
Het kabinet heeft een paar aanpassingen voorgesteld voor het huidige box 3-stelsel vanaf 2025.
Het tarief in box 3 blijft 36% vanaf 1 januari 2025.
Het heffingsvrij vermogen wordt geïndexeerd naar € 57.684,- per fiscaal partner.
Het kabinet wil de conceptwetgeving voor rechtsherstel box 3 in het eerste kwartaal van 2025 naar de Tweede Kamer sturen. Het kabinet wil dat de wet ingaat vanaf 1 juni 2025. Dit rechtsherstel is nodig door de uitspraak van de Hoge Raad van 6 juni 2024.
Alle belastingplichtigen kunnen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling.
Belastingplichtigen mogen voor de jaren 2019 en 2020 de tegenbewijsregeling gebruiken als:
- Hun definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk was of daarna is ontvangen. En:
- Ze voor het belastingjaar 2019 voor het einde van dit jaar een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend. Of:
- Ze voor het einde van het volgende jaar (voor het belastingjaar 2020) een verzoek tot ambtshalve vermindering doen.
Het opgaaf werkelijk rendement-formulier (OWR-formulier) en het verwerkingsproces voor aanslagen en verminderingen zijn nog in ontwikkeling. Belastingplichtigen hoeven voorlopig geen actie te ondernemen voor de tegenbewijsregeling, behalve degenen bij wie de vijfjaarstermijn voor ambtshalve vermindering eind dit jaar verloopt. Dit geldt dus specifiek voor aanslagen uit 2019 die op de datum van het Kerstarrest nog niet onherroepelijk vaststonden. De Belastingdienst zal hen informeren over hoe zij hun rechten kunnen veiligstellen.
Belastingplichtigen met een definitieve aanslag uit de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag na het Kerstarrest is ontvangen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
- Voor belastingjaar 2017 moest het verzoek tot ambtshalve vermindering voor het einde van 2022 zijn ingediend.
- Voor belastingjaar 2018 moest het verzoek voor het einde van 2023 zijn ingediend.
- Binnen 5 jaar moet er dus een verzoek tot ambtshalve vermindering zijn ingediend of worden ingediend. Het invullen van het formulier opgaaf werkelijk rendement geldt als zo’n verzoek.
- Voor geen enkel belastingjaar wordt een uitzondering op de vijfjaarstermijn gemaakt, omdat dit de fiscale verjaringstermijn is voor zowel belastingplichtigen als de Belastingdienst.
Niet-bezwaarmakers komen niet in aanmerking voor het eerste rechtsherstel en kunnen daarom geen gebruik maken van de tegenbewijsregeling. Voor deze groep is de procedure ‘massaal bezwaar plus’ gestart, waarbij de Hoge Raad moet beslissen of zij alsnog toegang krijgen tot het rechtsherstel. Deze procedure is nog niet afgerond.
ls een verzoek om ambtshalve vermindering op tijd ingediend en nog niet afgehandeld? Dan kan de tegenbewijsregeling worden toegepast. Deze regeling leidt alleen tot een verlaging van de aanslag als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De regeling zal vooral voordelig zijn voor belastingplichtigen met andere bezittingen, zoals aandelen, omdat het forfaitaire rendement voor banktegoeden vaak overeenkomt met het werkelijke rendement.
Het kabinet stelt voor dat bij aan- en verkoop van woningen de waardeontwikkeling in het jaar verdeeld wordt tussen verkoper en koper op basis van de WOZ-waarde. Dit gebeurt tijdsevenredig, zodat beide partijen hun deel van het werkelijke rendement dragen. Dit sluit aan bij bestaande waarderingsregels en arresten van de Hoge Raad. Bijvoorbeeld, bij een waardeontwikkeling van € 20.000,- en verkoop op 1 juli wordt € 10.000,- toegerekend aan zowel verkoper als koper.
Bij gebruik van de tegenbewijsregeling, waarbij het werkelijke rendement wordt toegepast, verandert de berekening voor de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.
De vermindering wordt nu gebaseerd op de verhouding tussen het werkelijke buitenlandse rendement en het totale werkelijke rendement in box 3. Voorheen werd deze vermindering berekend op basis van het forfaitaire rendement.
Bij het bepalen van het werkelijke rendement in box 3 wordt de vrijstelling voor groene beleggingen pro rata toegepast op basis van de waarde op 1 januari. Voor groene beleggingen tot € 30.000,- (vanaf 1 januari 2025) wordt het werkelijke rendement deels vrijgesteld. Bijvoorbeeld, bij € 60.000,- aan groene beleggingen op 1 januari wordt 50% van het werkelijke rendement vrijgesteld. Dit houdt rekening met de peildatum, zoals aangegeven door de Hoge Raad.
De afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) is afhankelijk van het inkomen in box 2 en box 3 sinds 1 januari 2024. Hierdoor zal de AHK sneller afbouwen voor personen met inkomen in box 2 en box 3. Het afbouwpunt voor de AHK wordt gekoppeld aan de hoogte van het wettelijk minimumloon.
De maximale AHK wordt verlaagd met € 335,- in 2025. De maximale AHK zal nog worden aangepast door de werking van twee wetsartikelen, waaronder de inflatiecorrectie. Het gevolg daarvan is dat de maximale algemene heffingskorting wordt verlaagd met € 294,- in plaats van met € 335,-.
Het volgende geldt voor de AHK in 2025:
Maximale AHK | € 3.068,- |
Afbouwpunt AHK | € 28.406,- |
Percentage afbouw AHK | 6,337% |
De maximale arbeidskorting wordt verhoogd met € 67,- in 2025.
Het volgende geldt voor de arbeidskorting in 2025:
Maximale arbeidskorting | € 5.599,- |
Afbouwpunt arbeidskorting | € 43.071,- |
Percentage afbouw arbeidskorting | 6,51% |
De arbeidskorting wordt verhoogd voor de lage en middeninkomens.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt vanaf 1 januari 2027 in negen stappen afgebouwd, waardoor de IACK volledig is uitgefaseerd vanaf 1 januari 2035. De afbouw geldt voor alle ouders die kinderen hebben die jonger zijn dan 12 jaar en die een inkomen hebben, waardoor ze recht hebben op de IACK. Door deze afbouw hebben ouders nog recht op de IACK als ze na 1 januari 2027 nog een kind krijgen. De ouders die voor 1 januari 2027 een kind krijgen, krijgen ook te maken met de afbouw.
De IACK geldt voor de belastingplichtige als:
- hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 6.145,-;
- in het kalenderjaar minimaal 6 maanden een kind heeft dat jonger is dan 12 jaar en dat op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als de belastingplichtige; en
- hij in het kalenderjaar alleenstaand is. Heeft hij wel een partner? Dan moet de minstverdienende partner een arbeidsinkomen hebben dat meer bedraagt dan € 6.145,-.
De maximale IACK wordt verhoogd met € 36,- in 2025.
Het volgende geldt voor de IACK in 2025:
Maximale IACK | € 2.986,- |
Afbouwpunt IACK | € 6.145,- |
Percentage opbouw IACK | 11,45% |
De maximale ouderenkorting wordt verhoogd met € 25,- in 2025.
Het volgende geldt voor de ouderenkorting in 2025:
Maximale ouderenkorting | € 2.035,- |
Afbouwpunt ouderenkorting | € 45.308,- |
Percentage afbouw ouderenkorting | 15% |
Huishoudens met eenverdieners kunnen door de afbouw van heffingskortingen onder het sociaal minimum vallen. Dit wordt als onwenselijk gezien. Daarom stelt het kabinet een fiscale maatregel voor.
Sinds 2009 is de algemene heffingskorting (AHK) voor de minstverdienende partner afgebouwd. Dit zorgt ervoor dat eenverdieners soms minder inkomen hebben dan huishoudens met een bijstandsuitkering. De bijstand biedt door samenloop van toeslagen en belastingen niet altijd voldoende hulp.
Vanaf 2025 geldt een tijdelijke gemeentelijke oplossing. Deze regeling blijft tot een gerichte verruiming van de AHK, die de structurele oplossing biedt. Dit gebeurt waarschijnlijk in 2028.
De uitbetaling van de AHK voor minstverdienende partners, geboren na 1 januari 1963, wordt afgebouwd bij een gezamenlijk inkomen tussen € 36.000,- en € 46.000,-. Hiermee wil het kabinet voorkomen dat huishoudens onder het sociaal minimum vallen.
Voorwaarden voor deze uitbetaling:
- fiscaal partnerschap;
- minimaal 21 jaar; en
- verzamelinkomen onder € 48.500,-.
Ongeveer 65.000 huishoudens profiteren van deze maatregel.
De Participatiewet wordt tijdelijk aangepast om huishoudens in deze periode te helpen.
De maatregel voorkomt tot 2039 dat huishoudens onder het sociaal minimum komen. Na 2039 kan het probleem opnieuw ontstaan. Daarom evalueert het kabinet jaarlijks de effectiviteit van de maatregel.
Tussen 2025 en 2027 wordt een tijdelijke oplossing geboden via de Participatiewet. Dit betekent dat gemeenten een vangnet bieden voor huishoudens die onder het sociaal minimum dreigen te vallen. Ben je met jouw klant in gesprek die eenverdiener is? Bekijk dan samen of de gemeente hulp kan bieden als dat nodig is.