In 2024 is het tweeschijvenstelsel in box 2 geïntroduceerd. Dit wordt doorgezet in 2025. De voorgestelde bedragen en tarieven voor 2025 zien er als volgt uit voor box 2:
2024 | 2025 | |
Eerste schijf (tot en met € 67.000,-) | 24,5% | 24,5% |
Tweede schijf (meer dan € 67.000,-) | 33% | 31% |
Voorafgaand aan de box 2 heffing wordt er vpb geheven in de bv. Het kabinet wil de vpb tarieven van 2024 doortrekken voor 2025. Dit betekent dat het algemene vennootschapsbelastingtarief 25,8% bedraagt. Tot een belastbaar bedrag van € 200.000,- geldt een verlaagd tarief van 19%.
De mkb-winstvrijstelling bedraagt 13,31% in 2024 en 12,7% in 2025. In de Voorjaarsnota 2024 was zelfs een nog grotere verlaging (12,03%) voorzien, maar in het Hoofdlijnenakkoord is die maatregel weer teruggedraaid. Deze blijft dus 12,7% voor 2025.
- Wijs jouw cliënt op de verlaging van de vrijstelling en de gevolgen voor de belastbare winst. Hij kan hier dan rekening mee houden en ervoor kiezen om meer kosten te maken om op dezelfde belastbare winst uit te komen.
- De zelfstandigenaftrek wordt € 2.470,- in 2025. De zelfstandigenaftrek is nu € 3.750,- in 2024.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in 2016 bepaald dat een ondernemer huurderslasten zoals gas, water en elektriciteit niet mag aftrekken voor een werkruimte thuis die geen eigen ingang of voorzieningen heeft (onzelfstandige werkruimte). Dit geldt ook als de woning tot het ondernemingsvermogen behoort. Het kabinet wil dit duidelijk vastleggen in de wet om misverstanden te voorkomen.
Het kabinet wil het verlaagde btw-tarief (9%) niet langer toepassen op cultuur, media, logies, boeken en sport. Vanaf 1 januari 2026 geldt dan het algemene btw-tarief van 21% voor goederen en diensten in deze categorieën. Wel gelden er enkele uitzonderingen.
De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is in werking getreden per 1 januari 2023 en regelt kort gezegd dat ingeval een aanmerkelijkbelanghouder meer dan € 500.000,- (maximumbedrag) leent van de eigen vennootschap, het bovenmatige deel wordt belast als fictief regulier voordeel in box 2. Het kabinet wil enkele bepalingen aanpassen in het kader van excessief lenen bij de eigen vennootschap vanwege onbedoelde effecten. Een van die regels is een hardheidsclausule, die specifiek bedoeld is om onbedoelde dubbele belastingheffingen te voorkomen bij personenvennootschappen (zoals een maatschap of VOF). Door deze clausule wordt geregeld dat wanneer bepaalde situaties zich voordoen (bijvoorbeeld als meerdere aandeelhouders betrokken zijn bij dezelfde lening), er geen dubbele belastingheffing plaatsvindt.
Stel dat Jan en zijn zakenpartner Piet samen een personenvennootschap (bijvoorbeeld een VOF) hebben die ook eigenaar is van dezelfde bv, en dat ze ieder 50% van de VOF bezitten. Als zowel Jan als Piet ieder € 600.000,- lenen van hun bv, zou dit zonder een hardheidsclausule leiden tot dubbele belastingheffing, omdat de belastingdienst mogelijk zou kunnen redeneren dat ze beiden € 600.000,- lenen, en het bedrag optellen tot € 1.200.000,-, waarover belasting geheven zou worden.
Met de hardheidsclausule wordt dit voorkomen: Jan en Piet worden ieder individueel belast op hun lening boven de € 500.000,-. Dus Jan betaalt belasting over € 100.000,- (€ 600.000,- -/- € 500.000,-), en Piet ook over € 100.000,-.
Belasting voor Jan en Piet:
- 26,9% van € 100.000,- = € 26.900,- (zowel voor Jan als voor Piet).
Dankzij de hardheidsclausule wordt de lening correct verdeeld en wordt dubbele belastingheffing op hetzelfde bedrag voorkomen.
- Zorg voor een correcte administratie van leningen
Het is van groot belang dat elke vennoot duidelijk registreert hoeveel hij of zij leent van de eigen bv. Dit betekent dat je als financieel adviseur ervoor moet zorgen dat alle leningen afzonderlijk worden bijgehouden en dat de juiste bedragen worden doorgegeven aan de Belastingdienst. In het voorbeeld van Jan en Piet moet duidelijk worden aangegeven dat ieder € 600.000,- leent, zodat de hardheidsclausule van toepassing kan zijn. - Herzie bestaande leningen boven de € 500.000,-
Wanneer je cliënten hebt die leningen bij hun eigen vennootschap hebben, is het verstandig om te onderzoeken of deze leningen boven de grens van € 500.000,- vallen. Voor bedragen boven dit drempelbedrag geldt namelijk een belastingheffing van 26,9%. In het geval van Jan en Piet betalen zij belasting over € 100.000,- elk. Door proactief te handelen, kun je mogelijk belastingbesparingen realiseren voor je cliënten. - Adviseer cliënten over alternatieve financieringsopties
Voor cliënten die aanzienlijke bedragen lenen van hun eigen bv, kan het verstandig zijn om alternatieven voor leningen te overwegen. Een hypotheek of externe financiering kan voordeliger zijn, afhankelijk van de situatie. Als adviseur is het belangrijk om de voor- en nadelen van elke financieringsvorm te bespreken en mogelijke belastingimplicaties te benoemen.
Het kabinet wil met een aantal maatregelen komen die de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR) eenvoudiger en robuuster maken.
Een bedrijfsoverdracht is een belangrijk moment in het bestaan van ondernemingen. Zeker bij familiebedrijven betreft het vaak een overdracht van de onderneming (al dan niet in een bv) van de ouders naar de kinderen. De bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) hebben als doel te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt als gevolg van de te betalen belasting bij reële bedrijfsoverdrachten. Deze regelingen zorgen voor een lagere schenk- of erfbelasting en voor uitstel van inkomstenbelasting. Met de maatregelen wordt vooral de BOR beter uitvoerbaar. En wordt het moeilijker om de regelingen te misbruiken.
Deze belangrijkste voorgestelde wijzigingen voor deze regelingen zijn hieronder opgesomd.
De volgende maatregel wil het kabinet invoeren per 1 januari 2025:
- De voortzettingstermijn van de BOR te veranderen van 5 naar 3 jaar. Ondernemers hebben dan eerder meer flexibiliteit in de bedrijfsvoering zonder het recht op de BOR te verliezen. Bijvoorbeeld om sneller andere activiteiten te doen of een joint venture (gezamenlijke onderneming) aan te gaan.
De volgende maatregelen wil het kabinet invoeren per 1 januari 2026:
- De toegang tot de BOR en de DSR zal niet langer open staan voor elk aanmerkelijk belang, ongeacht de omvang. Gewone aandelen die minimaal 5% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen blijven kwalificeren, andere belangen niet meer.
- De versoepeling van de bezits- en voortzettingseis in de BOR. Gedurende de bezitstermijn en de voortzettingstermijn kunnen ondernemers de onderneming makkelijker herstructureren (bijvoorbeeld splitsen of fuseren) zonder dat de voorwaardelijke vrijstelling van de BOR verloren gaat.
- Het wetsvoorstel bevat ook twee maatregelen om onbedoeld gebruik van de BOR door middel van het starten van een onderneming op (zeer) hoge leeftijd (ook wel aangeduid met de term rollatorinvesteringen) en door middel van dubbel-BOR tegen te gaan. Deze maatregelen zijn voor een zeer beperkte groep belastingplichtigen relevant.
Met deze maatregelen wil het kabinet de bedrijfsopvolgingsregelingen eerlijker en efficiënter maken, zonder dat ondernemers onnodig belastingvoordelen mislopen of dat er misbruik wordt gemaakt van de regelingen.
Het kabinet wil dat ondernemers makkelijker toegang krijgen tot financiering. Daarom ontwikkelt het kabinet de Financieringshub. Deze hub helpt mkb’ers makkelijker financiering te vinden en wordt eind dit jaar gelanceerd. Deze wordt ontwikkeld door de Kamer van Koophandel.
Het kabinet werkt samen met de financiële sector en andere partijen, zoals:
- Nederlandse Vereniging van Banken;
- Stichting MKB Financiering;
- MKB-NL;
- Qredits;
- Invest-NL;
- Invest International.
Dit gebeurt via het Nationaal Convenant MKB-financiering. Doel is een goed functionerend financieringsklimaat voor ondernemers.
Vanaf 1 oktober 2024 verstrekt Qredits duurzaamheidsleningen aan het mkb. Het Klimaatfonds heeft hiervoor € 10 miljoen beschikbaar gesteld van de € 25 miljoen aan middelen. Deze middelen zorgen ervoor dat Qredits leningen tot maximaal € 50.000,- kan aanbieden. Financiering Qredits haalt daarnaast € 60 miljoen aan eigen funding op. De € 10 miljoen van het Klimaatfonds wordt ingezet om leningen met een lage rente te verstrekken. Hiermee kan Qredits ongeveer 1.700 leningen aan mkb-ondernemers verstrekken.
Het kabinet stimuleert de verduurzaming van auto’s. Elektrische auto’s krijgen voorlopig nog ondersteuning. De subsidie voor nieuwe elektrische auto’s stopt echter in 2025.
- De motorrijtuigenbelasting wijzigt voor emissievrije voertuigen. Op dit moment betalen bezitters van een emissievrij voertuig geen mrb en per 1 januari 2025 een kwarttarief. Vanaf 1 januari 2026 geldt voor emissievrije personenauto’s een aangepaste tariefkorting van 25% in de mrb. Vanaf 2030 vervalt de korting.
- Er komt een nieuwe bpm-tarieftabel voor plug-in hybride auto’s (PHEV’s) door een aangepaste meetmethode voor CO2-uitstoot.
- De bpm-vrijstelling voor bestelauto’s vervalt in 2025. Voor elektrische bestelauto’s zonder CO2-uitstootgegevens komt een forfaitaire regeling.
Het kabinet wil dat giften aan goede doelen niet langer aftrekbaar zijn van de vennootschapsbelasting (vpb). Vanaf 1 januari 2025 mogen vennootschappen hun giften aan bijvoorbeeld een hartstichting of kerk dan niet meer van de winst aftrekken. Het gaat om giften aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een steunstichting sociaal belang behartigende instelling (steunstichting SBBI).
Vanaf 1 januari 2025 zijn open commanditaire vennootschappen (cv’s) niet langer vennootschapsbelastingplichtig. Dit is het gevolg van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Open cv’s worden geacht hun vermogensbestanddelen per die datum over te dragen aan hun participanten.
Het huidige tarief van 10,4 procent overdrachtsbelasting voor een woning voor verhuur of belegging (tweede woning) blijft voor 2025 op 10,4%. Het kabinet stelt voor om vanaf 1 januari 2026 het tarief van de overdrachtsbelasting specifiek voor tweede woningen te verlagen van 10,4% naar 8%. Er werd verwacht dat deze al in 2025 zou worden verlaagd naar 8%.
Sommige btw-ondernemers gebruiken kortdurende btw-belaste verhuur om btw te besparen. Dit doen ze bijvoorbeeld door na een grote verbouwing de onroerende zaak eerst btw–belast te verhuren. Hierdoor kunnen ze de btw op de verbouwingskosten aftrekken. Daarna schakelen ze over op btw-vrijgestelde verhuur. Omdat er geen herziening van de aftrek plaatsvindt, betalen ze geen btw over de verbouwingsdienst.
Het Belastingplan 2025 verwacht een aanpassing om dit tegen te gaan. De aanpassing betreft een uitbreiding van de btw-aftrekherzieningsregeling. Het gaat om investeringen aan onroerende zaken vanaf € 30.000,-, zoals verbouwingen en onderhoud. Ondernemers moeten dan 5 jaar lang bijhouden of de initiële btw-aftrek moet worden gecorrigeerd. Om ondernemers in de gelegenheid te stellen op deze wijziging te anticiperen, treedt deze maatregel naar verwachting in werking per 1 januari 2026.
Het kabinet heeft een paar aanpassingen voorgesteld voor het huidige box 3-stelsel vanaf 2025.
Het tarief in box 3 blijft 36% vanaf 1 januari 2025.
Het heffingsvrij vermogen wordt geïndexeerd naar € 57.684,- per fiscaal partner.
Het kabinet wil de conceptwetgeving voor rechtsherstel box 3 in het eerste kwartaal van 2025 naar de Tweede Kamer sturen. Het kabinet wil dat de wet ingaat vanaf 1 juni 2025. Dit rechtsherstel is nodig door de uitspraak van de Hoge Raad van 6 juni 2024.
Alle belastingplichtigen kunnen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling.
Belastingplichtigen voor de jaren 2019 en 2020 mogen de tegenbewijsregeling gebruiken als:
- Hun definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk was of daarna is ontvangen. En:
- Ze voor het belastingjaar 2019 voor het einde van dit jaar een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend. Of:
- Ze voor het einde van het volgende jaar (voor het belastingjaar 2020) een verzoek tot ambtshalve vermindering doen.
Het opgaaf werkelijk rendement-formulier (OWR-formulier) en het verwerkingsproces voor aanslagen en verminderingen zijn nog in ontwikkeling. Belastingplichtigen hoeven voorlopig geen actie te ondernemen voor de tegenbewijsregeling, behalve degenen bij wie de vijfjaarstermijn voor ambtshalve vermindering eind dit jaar verloopt. Dit geldt dus specifiek voor aanslagen uit 2019 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden. De Belastingdienst zal hen informeren over hoe zij hun rechten kunnen veiligstellen.
Belastingplichtigen met een definitieve aanslag uit de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag na het Kerstarrest is ontvangen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
- Voor belastingjaar 2017 moest het verzoek tot ambtshalve vermindering voor het einde van 2022 zijn ingediend.
- Voor belastingjaar 2018 moest het verzoek voor het einde van 2023 zijn ingediend.
- Binnen 5 jaar moet er dus een verzoek tot ambtshalve vermindering zijn ingediend of worden ingediend. Het invullen van het formulier opgaaf werkelijk rendement geldt als zo’n verzoek.
- Voor geen enkel belastingjaar wordt een uitzondering op de vijfjaarstermijn gemaakt, omdat dit de fiscale verjaringstermijn is voor zowel belastingplichtigen als de Belastingdienst.
Niet-bezwaarmakers komen niet in aanmerking voor het eerste rechtsherstel en kunnen daarom geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Voor deze groep is de procedure ‘massaal bezwaar plus’ gestart, waarbij de Hoge Raad moet beslissen of zij alsnog toegang krijgen tot het rechtsherstel. Deze procedure is nog niet afgerond.
ls een verzoek om ambtshalve vermindering op tijd ingediend en nog niet afgehandeld? Dan kan de tegenbewijsregeling worden toegepast. Deze regeling leidt alleen tot een verlaging van de aanslag als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De regeling zal vooral voordelig zijn voor belastingplichtigen met andere bezittingen, zoals aandelen, omdat het forfaitaire rendement voor banktegoeden vaak overeenkomt met het werkelijke rendement.
Het kabinet stelt voor dat bij aan- en verkoop van woningen de waardeontwikkeling in het jaar verdeeld wordt tussen verkoper en koper op basis van de WOZ-waarde. Dit gebeurt tijdsevenredig, zodat beide partijen hun deel van het werkelijke rendement dragen. Dit sluit aan bij bestaande waarderingsregels en arresten van de Hoge Raad. Bijvoorbeeld, bij een waardeontwikkeling van € 20.000,- en verkoop op 1 juli, wordt € 10.000,- toegerekend aan zowel verkoper als koper.
Bij gebruik van de tegenbewijsregeling, waarbij het werkelijke rendement wordt toegepast, verandert de berekening voor de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.
De vermindering wordt nu gebaseerd op de verhouding tussen het werkelijke buitenlandse rendement en het totale werkelijke rendement in box 3. Voorheen werd deze vermindering berekend op basis van het forfaitaire rendement.
Bij het bepalen van het werkelijke rendement in box 3 wordt de vrijstelling voor groene beleggingen pro rata toegepast op basis van de waarde op 1 januari. Voor groene beleggingen tot € 30.000,- (per 1 januari 2025) wordt het werkelijke rendement deels vrijgesteld. Bijvoorbeeld, bij € 60.000,- aan groene beleggingen op 1 januari wordt 50% van het werkelijke rendement vrijgesteld. Dit houdt rekening met de peildatum, zoals aangegeven door de Hoge Raad.
De vennootschapsbelasting kent de earningsstrippingmaatregel. Dit beperkt de renteaftrek. In 2024 is dat 20% van de gecorrigeerde winst. Vanaf 2025 wordt dit verhoogd naar 25%. Dit benadert het Europese gemiddelde.
De renteaftrek wordt maximaal € 1 miljoen. Dit geldt alleen als dit voordeliger is dan de aftrek op basis van de winst (25% van de winst).
Bedrijven kunnen hun activiteiten opsplitsen in meerdere entiteiten om meerdere keren van het drempelbedrag te profiteren. De wetgever wil dit specifiek voor vastgoedlichamen tegengaan Vanaf 2025 geldt daarom het drempelbedrag niet meer voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed. Voor deze entiteiten geldt dus altijd dat de maximale renteaftrek 25% is van de gecorrigeerde winst (EBITDA).
De overheid wil voorkomen dat bedrijven fiscaal voordeel halen door hun activiteiten kunstmatig op te splitsen.
Vanaf 1 januari 2025 wordt de samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting aangepast. De aanpassing heeft betrekking op vennootschappen met nieuw ontwikkeld vastgoed. In plaats van het vastgoed zelf (‘de stenen’), worden de aandelen overgedragen. In sommige situaties was dan geen btw en geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Vanaf 2025 geldt:
- Als het vastgoed in de vennootschap voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties wordt gebruikt, geldt er 4% overdrachtsbelasting op de aandelenoverdracht.
- Dit geldt bijvoorbeeld voor verhuur van woningen, of vastgoed in de onderwijs- of zorgsector.
De aanpassing voorkomt dat er geen belasting wordt betaald bij de overdracht van aandelen in bepaalde situaties.
De samenloopvrijstelling blijft wel van toepassing als de onderliggende onroerende zaak gedurende minstens 2 jaar na de aandelenverkrijging voor ten minste 90% voor btw-belaste activiteiten wordt gebruikt.
Strikt genomen zou de verkrijging van een onroerende zaak als gevolg van een juridische splitsing een belaste verkrijging voor de overdrachtsbelasting zijn. De wet kent echter voor deze situatie een vrijstelling. De vrijstelling voor splitsingen in de Wet op de belastingen van rechtsverkeer (WBR) geldt bij het overdragen van onroerende zaken. De vrijstelling zorgt ervoor dat geen overdrachtsbelasting betaald hoeft te worden. Het kabinet Rutte IV heeft echter vastgesteld dat sommige bedrijven de vrijstelling misbruiken. Ze gebruiken de regeling om vastgoed zonder belastingheffing te verkopen aan derden.
Daarom heeft het kabinet voorgesteld de vrijstelling aan te scherpen. Hieronder staan de nieuwe eisen:
- De ontvangende rechtspersoon moet een zelfstandige onderneming (of een deel daarvan) krijgen.
- De ontvangende rechtspersoon moet deze onderneming minimaal drie jaar voortzetten.
- De aandeelhouders moeten een gelijkwaardig belang houden in de nieuwe rechtspersoon. Dit belang moet vergelijkbaar zijn met hun belang in de splitsende rechtspersoon.
- De aandeelhouders moeten dit soortgelijke belang minimaal drie jaar aanhouden.
- Er moet een duurzame relatie zijn tussen de rechtspersonen die bij de splitsing betrokken zijn.
Het doel van deze aanscherping is het voorkomen van misbruik. Hierdoor wordt het lastiger om vastgoed zonder heffing van overdrachtsbelasting aan derden te verkopen.
- Relevante situaties: De vrijstelling geldt alleen bij juridische splitsingen zoals bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het is dus van belang dat de splitsing aan alle voorwaarden voldoet om onder de vrijstelling te vallen.
- Btw en overdrachtsbelasting: In sommige gevallen kan een juridische splitsing ook btw-gevolgen hebben. Zorg ervoor dat je de btw-aspecten goed in kaart brengt, omdat er in sommige gevallen ook een samenloop tussen btw en overdrachtsbelasting kan optreden.