De AOW-leeftijd voor de aankomende periode is:
Jaartal | AOW-leeftijd |
2025 | 67 jaar |
2026 | 67 jaar |
2027 | 67 jaar |
2028 | 67 jaar en 3 maanden |
2029 | 67 jaar en 3 maanden |
- Ouderen met onvoldoende AOW-opbouw of een jongere partner kunnen bij de SVB algemene bijstand aanvragen als zij niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.
- In het Regeerakkoord staat dat het kabinet wetgeving wil maken om het begrip ‘duurzaam gescheiden leven’ aan te passen in de AOW. Het kabinet wil het partnerbegrip in de AOW simpeler maken en onderzoekt verdere vereenvoudigingen van andere termen in het stelsel. Uit het onderzoek moet blijken of bijvoorbeeld samenwonen en mantelzorg voor belemmeringen zorgen voor de AOW.
Het kabinet wil de inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden (IOAOW) afschaffen vanaf 1 januari 2025.
Het kabinet wil de overbruggingsuitkering AOW (OBR) sluiten voor nieuwe instroom van mensen in vut- of prepensioenregelingen vanaf 1 januari 2025. Deze regeling was bedoeld voor mensen die zich niet konden voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd. De regeling blijft doorlopen tot 2027, wanneer de laatste gerechtigden de AOW-leeftijd bereiken.
Het kabinet wil de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel nauwlettend volgen. In het nieuwe stelsel hebben deelnemers en gepensioneerden eerder kans op pensioenverhogingen. Mogelijke knelpunten worden vroegtijdig opgelost met behulp van adviezen, signalen uit de samenleving en de Tweede Kamer. De Tweede Kamer ontvangt minimaal twee keer per jaar een update over de voortgang van het nieuwe stelsel.
Het nieuwe kabinet zal geen maatregelen voorstellen om de Wet toekomst pensioenen (Wtp) aan te passen. Het nieuwe pensioenstelsel en zware beroepen worden niet genoemd in het Regeerakkoord.
Sinds 1 juli 2023 geldt de Wtp. Sociale partners en pensioenuitvoerders werken aan de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Een meerjarig implementatietraject monitort en versterkt de overgang en lost knelpunten op. Het doel is een goede implementatie van de Wtp.
In 2025 wordt het platform Werkenaanonspensioen.nl verder ontwikkeld. Het platform biedt praktijklessen en animaties over de pensioentransitie. Extra aandacht gaat naar specifieke groepen, zoals ondernemingsraden en financieel adviseurs, om hen beter te informeren over de veranderingen.
In 2025 wordt het Wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel maakt vrijwillige voortzetting van het wezenpensioen mogelijk, uniformeert het kindbegrip en verbetert de uitvoering van pensioen bij arbeidsongeschiktheid, inclusief verruiming van overgangsrecht voor gesloten fondsen en verzekeraars.
Klik hier voor meer informatie over het Wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen. Klik in de inhoudsopgave op Wet toezeggingen pensioenonderwerpen.
Het kabinet wil het aantal werknemers zonder pensioenopbouw in 2028 halveren. In 2019 hadden 936.000 werknemers geen pensioenopbouw. In 2022 was dit aantal al gedaald tot 765.000. Samen met de pensioensector werkt het kabinet aan verdere daling. Initiatieven zoals het Aanvalsplan Witte vlek spelen hierbij een rol.
Het kabinet wil dat de maatwerkregeling voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden ook in 2025 blijft bestaan, zodat mensen gezond hun pensioen kunnen halen en langer door kunnen werken. Na 2025 wordt samen met sociale partners gezocht naar nieuwe oplossingen.
Het bedrag ineens gaat op zijn vroegst in vanaf 1 juli 2025. De ingangsdatum is afhankelijk van de behandeling van het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer.
De volgende maatregelen voor pensioenen en lijfrenten zijn vooral technische wijzigingen. Ze zijn bedoeld om knelpunten in de uitvoering op te lossen en om gevolgen van jurisprudentie te herstellen.
Volgens de huidige wet kunnen lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en oudedagsverplichtingen (ODV) na overlijden alleen aan erfgenamen toekomen. Dit leidt tot fiscale sancties als de partner geen erfgenaam is, maar wel legataris. Het kabinet wil voorstellen om ook legatarissen als begunstigden toe te voegen, zodat deze situatie fiscaal correct kan worden afgehandeld zonder sancties.
De Hoge Raad oordeelde in 2018 dat oude lijfrenten waarover voor 2001 premieaftrek heeft plaatsgevonden deels in box 1 en deels in box 3 belast kunnen worden. Dit veroorzaakt boxsplitsing, wat complex is. Het voorstel is om deze splitsing te voorkomen. Het kabinet stelt voor om het overgangsrecht aan te passen, zodat bij een onzuivere lijfrente het volledige onzuivere deel in box 3 wordt belast. Dit voorkomt boxsplitsing.
Bij afkoop van een lijfrente wordt belasting geheven over de waarde, verminderd met het bedrag van niet afgetrokken premies. Revisierente wordt in principe geheven over de volledige waarde. In de praktijk wordt geen revisierente geheven over het onbelaste deel. Dit komt doordat er geen renteverlies voor de Belastingdienst is. Het kabinet stelt voor de wet aan te passen, zodat revisierente niet meer wordt geheven over het niet-afgetrokken premiedeel. Dit sluit aan bij de oorspronkelijke bedoeling van de revisierente en zorgt voor een duidelijkere en eerlijkere regeling.
Bij onregelmatige handelingen met betrekking tot een nettolijfrente gelden de fiscale gevolgen straks alleen voor het deel van de nettolijfrente waarop de onregelmatigheid betrekking heeft. Dit betekent dat de belastingheffing niet langer over de hele lijfrente plaatsvindt.
Na een arrest van de Hoge Raad op 18 oktober 2019 blijkt dat in sommige internationale gevallen een pensioen onbelast kan blijven. Dit geldt over het deel opgebouwd tot en met 1994, ondanks eerdere maatregelen hierover. Voorgesteld wordt de Invoeringswet Wet IB 2001 aan te passen, zodat belastingheffing alsnog kan plaatsvinden over deze pensioenuitkeringen.
Om belastingontwijking bij pensioen in eigen beheer (PEB), oudedagsverplichting (ODV) of loonstamrecht te voorkomen, stelt het kabinet een nieuw heffingsmoment voor. Dit treedt in werking bij elke onregelmatige handeling, zoals het niet op tijd starten van uitkeringen. De voorgestelde wijziging zorgt ervoor dat belasting alsnog wordt geheven bij onregelmatigheden. Dit voorkomt dat aanspraken onbelast blijven door bijvoorbeeld prijsgeven, wat belastingontwijking kan uitlokken.
- De aanvullende maatregelen gelden alleen voor pensioen in eigen beheer (PEB), oudedagsverplichting (ODV) en loonstamrecht. Dit komt omdat de gerechtigde in deze situaties meestal zelf over het kapitaal kan beschikken, waardoor zij gevoeliger zijn voor belastingontwijkende constructies.
- Aanvullend wordt dus ook geregeld dat ODV’s bij overlijden ook geruisloos kunnen overgaan op partners die legataris zijn.
Verder gelden een aantal overige fiscale maatregelen:
De Wtp stelt een fiscale premiegrens van 30% voor de opbouw van ouderdoms- en partnerpensioen. Door een wijziging in de berekening van rendementsverwachtingen door De Nederlandsche Bank (DNB) zou deze grens over een looptijd van 100 jaar berekend moeten worden in plaats van over de huidige 60 jaar. Dit zou leiden tot een lagere rendementsverwachting. Het kabinet wil de wet aanpassen, zodat de premiegrens altijd over een looptijd van 60 jaar wordt berekend. Deze wijziging geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2024. De aanpassing voorkomt dat de premiegrens door de nieuwe rendementsberekeningen onbedoeld lager uitvalt.
Wil een werknemer individuele waardeoverdracht van het pensioenkapitaal naar een pensioenuitvoerder die is gevestigd in de EU, de EER of Zwitserland? Dan zijn twee voorwaarden vervallen door twee uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit was al eerder duidelijk gemaakt in een besluit. Het besluit is ingegaan op 5 april 2024 en werkt terug tot en met 16 november 2023. De wetgeving wordt nu ook in lijn gebracht met dit arrest en dit besluit.
- Beperking van afkoopmogelijkheden
De afkoopmogelijkheden in het ontvangende land hoeven niet langer beperkt te worden tot de ruimte die de Nederlandse Pensioenwet hiervoor biedt.
- Belastingaansprakelijkheid
De buitenlandse pensioenuitvoerder hoeft geen overeenkomst meer te sluiten met de Belastingdienst voor het aanvaarden van aansprakelijkheid voor de te betalen belasting en revisierente van de werknemer. De werknemer hoeft ook geen zekerheid meer te stellen voor deze belastingverplichtingen.
Deze wijzigingen vereenvoudigen de internationale waardeoverdracht van pensioenkapitaal voor werknemers binnen de EU, EER en Zwitserland.
Task
Test 01